marcelasnl
13 januari 2013, 02:25
Vond onderstaand artikel vandaag op internet. Niet in alles kan ik me vinden, aangezien ik nog wekelijks wandel, maar er zit wel veel herkenbaarheid in dit artikel. Waar ik het mee eens ben heb ik blauw gearceerd:
bron:
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/605359/2001/11/10/Ik-ben-een-geschoolde-hoerenloper.dhtml
Ik ben een geschoolde hoerenloper
Man (43) heeft in ruim twintig jaar zo'n honderdvijftig verschillende prostituees bezocht. Hij beschouwt het zelf als een verwerpelijke verslaving....
'Op mijn 21ste ben ik voor het eerst bij een hoer binnen geweest. In het begin ging ik hooguit eens in de maand, zes weken, in de loop van de jaren werd het vaker: eens in de twee weken, elke week, ook twee keer op een avond is voorgekomen. Bij elkaar zo'n honderdvijftig verschillende vrouwen met wie ik heb gepraat en geneukt, die ik bij naam of in elk geval bij hun werknaam heb gekend, maar niet tot mijn openbare leven heb toegelaten. Ze maken deel uit van mijn sterkste gevoelens en ervaringen, maar die kan ik met niemand delen.
Na de eerste keer wist ik een paar dagen niet meer waar ik liep, alsof ik een klap op m'n kop had gekregen, zulke doffe, verbijsterende schuld. Dat slijt, je wordt wereldwijzer, maar het zondebesef blijft.
Als ik meeschuifel in de parade van vitrinegluurders, zijn er vaak een paar ramen met meisjes bij wie ik eerder binnen ben geweest. Ik heb geen zin in zo'n meisje, of ik wil haar uitstellen om eerst verder te kijken, of ik wil hét eigenlijk sowieso niet, dus ik wil langs haar, maar zonder dat ze me ziet. Ik maak een omweg, of ik keer struisvogelachtig mijn hoofd af, alsof ze mij dan ook niet ziet. Som mige mannen kunnen dat wel, die groeten en maken even een praatje, gewoon sociaal verkeer als tussen normale mensen. Maar daarvoor ben ik, net als denk ik het merendeel van de hoerenlopers, te onhandig en bang. Bijvoorbeeld dat ik niet meer loskom en tegen wil en dank toch naar binnen ga omdat ik het praatje niet kan afmaken met ''hoi, zie je''.
Een meisje kwam een keer naar buiten en riep me achterna: ''Je moet niet doen of je me niet ziet. Dat vind ik zo'n minachting. Je hoeft niet mee naar binnen, maar je kunt me toch wel groeten.'' Daar wist ik niks op terug te zeggen; ze had gelijk, maar ik kon mijn gedrag niet veranderen. Ik schaam me, en schaam me voor die schaamte. Dit voorval is voor mij symbolisch geworden voor wat er niet goed aan is.
Anders dan Ischa Meijer, die opgewonden werd van het inwisselbare en het professionele van hoeren, word ik opgewonden van het unieke, van wat er binnen het beperkte scenario aan onverwachts kan gebeuren. Ik ben geloof ik eindeloos op zoek naar de seksualiteit van vrouwen, en mijn diepste hunkering is dan ook dat ze op mij geilen. Dat is waarom ik telkens weer ga. Tegelijk ben ik natuurlijk een geschoolde hoerenloper, ik laat me geen oor aannaaien. Ik ben door en door sceptisch en als ik opwinding denk te bespeuren, zal ik altijd mijn waarneming wantrouwen.
Toch heb ik me weleens vergist. Er was ooit een Oekraïens meisje, met wie ik een behoorlijk lange commerciële relatie heb gehad, dat toeliet dat ik haar vingerde terwijl ik haar lichaam streelde, en dan vergat met mij bezig te zijn, haar ogen dichtdeed en zachte piepjes gaf. Tot het genoeg was, dan zei ze: ''Oh, you made me come, your hands are like magic.'' Dat geloofde ik de eerste keer en het weerhield me aanvankelijk om bij haar terug te komen. Want dat is het vreemde en paradoxale. Wanneer vrouwen zoiets hebben gezegd, of wanneer ik iets bijzonder liefs van een vrouw heb ondervonden, ontwikkelt zich meteen een enorme blokkade bij me om naar haar terug te gaan. Alsof ik dan iets moet waarmaken, alsof er iets speciaals van me verwacht wordt. Kun je nagaan hoe ongeschikt ik ben voor een gewone relatie. Maar ik ging dus wel naar haar terug, en de tijd spanne voordat ze ''oh you made me come'' zei, werd elke keer korter, zo begreep ik dat ze het verzon. Ik bleef haar lief vinden, het was denk ik wel een intelligent meisje. Ze las veel, er lag bijvoorbeeld een keer een Rus sische vertaling van The catcher in the rye in haar peeshok.
Bij pornofilms weet je ook dat alles geacteerd is. Maar soms zie je scènes waarin de actrice een gebaar uitvindt dat opwinding uitdrukt. Dat gebaar, of die gezichtsuitdrukking, is volstrekt origineel en nieuw, geen regisseur had het kunnen verzinnen. En ook al faket ze het, ze heeft het toch alleen kunnen vinden in haar eigen seksualiteit. Spel en werkelijkheid lopen in elkaar over. Hetzelfde hoop ik steeds bij hoeren te ontdekken. De drie gebiedende klapjes met de vlakke hand op het kussen, waarmee het meisje, naakt op de rand van het bed, me vraagt bij haar te komen nadat ik me gewassen heb, dat is een gebaar dat ze - ook al hoort het bij haar rol - ooit heeft moeten verzinnen. En daarvoor heeft ze alleen kunnen putten uit haar eigen seks. Zo heb ik een aardig surrogaat gevonden voor the real thing.
Mijn opwinding is na de ejaculatie meestal weg als sneeuw voor de zon, alsof je de vrouw als een zakdoek hebt gebruikt om je af te vegen en haar daarna zou willen weggooien. Uit schuldgevoel over die postcoïtale dip, heb ik de gewoonte tegen m'n natuurlijke neiging in te gaan en bij wijze van zelfoverwinning een fooi van zeg een snip te geven. Daar zit op een vreemde manier toch ook de redenering aan vast dat ze een volgende keer misschien meer van zichzelf zal geven, omdat ze hoopt op die manier weer zo'n fooi te krijgen. Het is dus chantagegeld; en tegelijk kan ik, als ze de volgende keer inderdaad meer van zichzelf geeft, altijd denken dat ze het alleen om het geld doet en niet om mij, zodat ik in het vervolg dus alleen maar weer die fooi hoef te geven zonder verder emotioneel betrokken te zijn.
Groter dan mijn angst voor ziekten is mijn angst dat ik mezelf met mijn verslaving ruïneer en nog eens daklozenkranten sta te verkopen. Voor een 'halfuurtje' betaal ik inclusief fooi 300 gulden. Als ik iets duurs moet aanschaffen, denk ik: ''Ach, het is tenslotte maar twee wippen.'' Zo is mijn hele verhouding met geld door het hoerenlopen geperverteerd.
Sinds een maand of wat slik ik een pilletje tegen neerslachtigheid, een soort Prozac. Dankzij de bijwerking - het libido neemt af - heb ik nu nauwelijks nog aanvechting om naar de hoeren te gaan. Toen ik een keer ondanks weinig zin toch ben geweest, lag ik een poos zonder veel gevoel op een meisje te peddelen en dan ga je het wel een heel gedoe vinden. Als het vaselinefilter van de lust er niet voor zit, zie je pas goed hoe vies en armoedig zo'n kamertje is, de borsten van het meisje zijn opeens zo slap, je ruikt de luchtjes van je voorgangers.
Het geeft me wel een verneukt gevoel, dat alles waarmee ik mezelf door m'n verslaving gekweld heb, al het gedrag waarvoor ik verwoed verklaringen heb zitten zoeken, dat dat allemaal misschien niet meer is dan een chemisch na te maken stofje waarvan ik een beetje te weinig in m'n hersenen heb. De effecten van zo'n pilletje worden met de tijd minder, maar zolang dat niet zo is, denk ik: ''Mooi, ik heb nu wel genoeg geneukt in m'n leven, het wordt tijd me eens voor iets anders te gaan interesseren''.'
bron:
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/605359/2001/11/10/Ik-ben-een-geschoolde-hoerenloper.dhtml
Ik ben een geschoolde hoerenloper
Man (43) heeft in ruim twintig jaar zo'n honderdvijftig verschillende prostituees bezocht. Hij beschouwt het zelf als een verwerpelijke verslaving....
'Op mijn 21ste ben ik voor het eerst bij een hoer binnen geweest. In het begin ging ik hooguit eens in de maand, zes weken, in de loop van de jaren werd het vaker: eens in de twee weken, elke week, ook twee keer op een avond is voorgekomen. Bij elkaar zo'n honderdvijftig verschillende vrouwen met wie ik heb gepraat en geneukt, die ik bij naam of in elk geval bij hun werknaam heb gekend, maar niet tot mijn openbare leven heb toegelaten. Ze maken deel uit van mijn sterkste gevoelens en ervaringen, maar die kan ik met niemand delen.
Na de eerste keer wist ik een paar dagen niet meer waar ik liep, alsof ik een klap op m'n kop had gekregen, zulke doffe, verbijsterende schuld. Dat slijt, je wordt wereldwijzer, maar het zondebesef blijft.
Als ik meeschuifel in de parade van vitrinegluurders, zijn er vaak een paar ramen met meisjes bij wie ik eerder binnen ben geweest. Ik heb geen zin in zo'n meisje, of ik wil haar uitstellen om eerst verder te kijken, of ik wil hét eigenlijk sowieso niet, dus ik wil langs haar, maar zonder dat ze me ziet. Ik maak een omweg, of ik keer struisvogelachtig mijn hoofd af, alsof ze mij dan ook niet ziet. Som mige mannen kunnen dat wel, die groeten en maken even een praatje, gewoon sociaal verkeer als tussen normale mensen. Maar daarvoor ben ik, net als denk ik het merendeel van de hoerenlopers, te onhandig en bang. Bijvoorbeeld dat ik niet meer loskom en tegen wil en dank toch naar binnen ga omdat ik het praatje niet kan afmaken met ''hoi, zie je''.
Een meisje kwam een keer naar buiten en riep me achterna: ''Je moet niet doen of je me niet ziet. Dat vind ik zo'n minachting. Je hoeft niet mee naar binnen, maar je kunt me toch wel groeten.'' Daar wist ik niks op terug te zeggen; ze had gelijk, maar ik kon mijn gedrag niet veranderen. Ik schaam me, en schaam me voor die schaamte. Dit voorval is voor mij symbolisch geworden voor wat er niet goed aan is.
Anders dan Ischa Meijer, die opgewonden werd van het inwisselbare en het professionele van hoeren, word ik opgewonden van het unieke, van wat er binnen het beperkte scenario aan onverwachts kan gebeuren. Ik ben geloof ik eindeloos op zoek naar de seksualiteit van vrouwen, en mijn diepste hunkering is dan ook dat ze op mij geilen. Dat is waarom ik telkens weer ga. Tegelijk ben ik natuurlijk een geschoolde hoerenloper, ik laat me geen oor aannaaien. Ik ben door en door sceptisch en als ik opwinding denk te bespeuren, zal ik altijd mijn waarneming wantrouwen.
Toch heb ik me weleens vergist. Er was ooit een Oekraïens meisje, met wie ik een behoorlijk lange commerciële relatie heb gehad, dat toeliet dat ik haar vingerde terwijl ik haar lichaam streelde, en dan vergat met mij bezig te zijn, haar ogen dichtdeed en zachte piepjes gaf. Tot het genoeg was, dan zei ze: ''Oh, you made me come, your hands are like magic.'' Dat geloofde ik de eerste keer en het weerhield me aanvankelijk om bij haar terug te komen. Want dat is het vreemde en paradoxale. Wanneer vrouwen zoiets hebben gezegd, of wanneer ik iets bijzonder liefs van een vrouw heb ondervonden, ontwikkelt zich meteen een enorme blokkade bij me om naar haar terug te gaan. Alsof ik dan iets moet waarmaken, alsof er iets speciaals van me verwacht wordt. Kun je nagaan hoe ongeschikt ik ben voor een gewone relatie. Maar ik ging dus wel naar haar terug, en de tijd spanne voordat ze ''oh you made me come'' zei, werd elke keer korter, zo begreep ik dat ze het verzon. Ik bleef haar lief vinden, het was denk ik wel een intelligent meisje. Ze las veel, er lag bijvoorbeeld een keer een Rus sische vertaling van The catcher in the rye in haar peeshok.
Bij pornofilms weet je ook dat alles geacteerd is. Maar soms zie je scènes waarin de actrice een gebaar uitvindt dat opwinding uitdrukt. Dat gebaar, of die gezichtsuitdrukking, is volstrekt origineel en nieuw, geen regisseur had het kunnen verzinnen. En ook al faket ze het, ze heeft het toch alleen kunnen vinden in haar eigen seksualiteit. Spel en werkelijkheid lopen in elkaar over. Hetzelfde hoop ik steeds bij hoeren te ontdekken. De drie gebiedende klapjes met de vlakke hand op het kussen, waarmee het meisje, naakt op de rand van het bed, me vraagt bij haar te komen nadat ik me gewassen heb, dat is een gebaar dat ze - ook al hoort het bij haar rol - ooit heeft moeten verzinnen. En daarvoor heeft ze alleen kunnen putten uit haar eigen seks. Zo heb ik een aardig surrogaat gevonden voor the real thing.
Mijn opwinding is na de ejaculatie meestal weg als sneeuw voor de zon, alsof je de vrouw als een zakdoek hebt gebruikt om je af te vegen en haar daarna zou willen weggooien. Uit schuldgevoel over die postcoïtale dip, heb ik de gewoonte tegen m'n natuurlijke neiging in te gaan en bij wijze van zelfoverwinning een fooi van zeg een snip te geven. Daar zit op een vreemde manier toch ook de redenering aan vast dat ze een volgende keer misschien meer van zichzelf zal geven, omdat ze hoopt op die manier weer zo'n fooi te krijgen. Het is dus chantagegeld; en tegelijk kan ik, als ze de volgende keer inderdaad meer van zichzelf geeft, altijd denken dat ze het alleen om het geld doet en niet om mij, zodat ik in het vervolg dus alleen maar weer die fooi hoef te geven zonder verder emotioneel betrokken te zijn.
Groter dan mijn angst voor ziekten is mijn angst dat ik mezelf met mijn verslaving ruïneer en nog eens daklozenkranten sta te verkopen. Voor een 'halfuurtje' betaal ik inclusief fooi 300 gulden. Als ik iets duurs moet aanschaffen, denk ik: ''Ach, het is tenslotte maar twee wippen.'' Zo is mijn hele verhouding met geld door het hoerenlopen geperverteerd.
Sinds een maand of wat slik ik een pilletje tegen neerslachtigheid, een soort Prozac. Dankzij de bijwerking - het libido neemt af - heb ik nu nauwelijks nog aanvechting om naar de hoeren te gaan. Toen ik een keer ondanks weinig zin toch ben geweest, lag ik een poos zonder veel gevoel op een meisje te peddelen en dan ga je het wel een heel gedoe vinden. Als het vaselinefilter van de lust er niet voor zit, zie je pas goed hoe vies en armoedig zo'n kamertje is, de borsten van het meisje zijn opeens zo slap, je ruikt de luchtjes van je voorgangers.
Het geeft me wel een verneukt gevoel, dat alles waarmee ik mezelf door m'n verslaving gekweld heb, al het gedrag waarvoor ik verwoed verklaringen heb zitten zoeken, dat dat allemaal misschien niet meer is dan een chemisch na te maken stofje waarvan ik een beetje te weinig in m'n hersenen heb. De effecten van zo'n pilletje worden met de tijd minder, maar zolang dat niet zo is, denk ik: ''Mooi, ik heb nu wel genoeg geneukt in m'n leven, het wordt tijd me eens voor iets anders te gaan interesseren''.'