Bron : De Volkskrant.nl



Het is niet meer leuk in het Haagse huis van plezier


De Haagse prostitutie staat onder druk. Legalisering heeft geleid tot aanslagen van de fiscus en een tekort aan meisjes. Sinds kort zit de wet Bibob de seksbranche dwars. Heimwee naar Blonde Dolly.

Alweer heibel in de Haagse hoerenbuurt. En dat komt opnieuw door de ambtenaren en de geleerde types in de Tweede Kamer, die ‘problemen zien die alleen bestaan als je ervoor geleerd hebt.’

Vroeger, toen je nog zes weken tuchthuis kreeg voor de verkoop van condooms, toen de stad nog wemelde van de kleine bordeeltjes, toen drugs nog niet bestonden, en toen een buitenlander nog gewoon een diplomaat was, toen was het anders. Beter. Eenvoudiger.

Toen had nooit iemand gehoord van vrouwenhandel, witwassen en kinderprostitutie, zeggen exploitanten van Haagse seksbedrijven. Ze klagen steen en been over wetgeving, handhaving, de legalisering van het hoerenvak en de Haagse gemeente. Praten willen ze wel, klagen vooral, maar uitsluitend op voorwaarde van anonimiteit. ‘Anders gaan die ambtenaren weer naar ons happen. En die hebben scherpere tanden dan wij.’

De Haagse hoerenbazen hebben er een nieuwe vijand bij. Dat is de integriteitswet Bibob, die de gemeente gebruikt om criminelen te weren uit het prostitutiebedrijf. Vorige week werd bekend dat de familie Rijntjes, die al enkele decennia in de Haagse raamverhuur zit, toch mag doorgaan met haar bedrijfjes. De familie schreef juridische geschiedenis door haar sluiting in 2004 tot bij de hoogste rechter aan te vechten. Het werd de eerste volledig uitgeprocedeerde zaak op grond van de Bibob.

De familie Rijntjes heeft pandjes in de Geleenstraat en Doubletstraat, twee van de straten waar de stad zijn prostitutie naar toe heeft verbannen. Rijntjes – vooral bekend onder firmanaam De Rode Lantaarn – verloor de slag met de gemeente bij de Raad van State. Maar nu krijgen ze toch hun vergunningen. In de Geleenstraat hangt alweer het bordje dat De Rode Lantaarn kamertjes te huur aanbiedt.

De gemeente heeft de familie inderdaad een vergunning mogen weigeren, stelden de rechters van de Raad van State. Er lagen immers verdenkingen van ernstige belastingfraude. En dochter Wilma was veroordeeld voor witwassen. Dus sluiting van het kleine imperium van de Rijntjes was legitiem. Precies voor dit soort zaken was de Bibob bedoeld, de wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Terwijl de procedure nog liep, raakten de familie en de gemeente alsnog in gesprek. De verdenking van fiscale fraude was inmiddels komen te vervallen. En de witwaszaak van dochter Wilma leverde niet meer op dan een werkstrafje van 240 uur. Het was allemaal dus niet zo ernstig.

In september kreeg moeder Rijntjes haar vergunning terug. Een week geleden was het de beurt aan de dochter. Netjes dat de gemeente haar fouten rechtzet, zegt André van Dorst van de Vereniging van Exploitanten Relaxbedrijven. Een grote schande, heet het in de kleine kantoortjes van de Haagse collega’s. ‘Daar zijn ze nu al die tijd mee bezig geweest. Dat heeft ze wat gekost hoor, die sluiting. En wat dacht je dat er aan belastingcenten is weggesmeten?’

Burgemeester Deetman is bezig met een kruistocht tegen de prostitutie, weten de exploitanten. Eerst wil hij ze allemaal uitroken, om vervolgens op de puinhopen van het particulier initiatief een staatsbordeel te openen.

Deetman zelf houdt het bij monde van zijn woordvoerder op een ‘heel strak’ prostitutiebeleid. Den Haag wil de prostitutie zoveel mogelijk als een gewone bedrijfstak laten functioneren, aldus de woordvoerder. Bestrijding van onvrijwillige prostitutie, bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik en het terugdringen van de illegale prostitutie zijn ‘speerpunten’. Deetman: ‘Met de wet Bibob in de hand kunnen we ervoor zorgen dat we alleen aan bonafide bedrijven een vergunning verstrekken.’

Zijn Haagse ondernemers zijn vooral verongelijkt. ‘De dames en de exploitanten worden nog steeds als viespeuken behandeld. Ze hebben de prostitutie dan wel legaal gemaakt, maar je wordt nog steeds als een illegale viespeuk bekeken. Ze accepteren je niet als een normale, professionele partij. Wil je een BV oprichten om je aansprakelijkheid een beetje binnen de perken te houden, dan hebben ze het meteen over duistere, ondoorzichtige bedrijfsvoering. Alleen omdat het gaat om prostitutie! Denk je dat een fietsenmaker daar last van heeft? Ze blijven gewoon spugen op het hoerenvak.’

Terwijl juist in Den Haag, zeggen de exploitanten, het hoerendom vanouds een hechte relatie heeft met de gevestigde orde. ‘Wat zeg ik? Bij ons kwam de ambassadeur. Het waren altijd hóge hoeden die hier werden afgezet.’

Neem Haagse Dolly, die in 1959 gewurgd werd aangetroffen in haar peeskamertje. ‘Welke namen had die niet in d’r boekie staan? Gek wijf was dat. Als je eelt op je handen had, kreeg je korting, want je had hard voor je geld gewerkt.’

De moord op Haagse Dolly, die nooit werd opgehelderd, hield het land jaren in de greep. Dat kwam vooral door de geruchten dat zij het leven liet omdat ze te veel wist over hooggeplaatste klanten. De moord kreeg daarmee een plaats in de Haagse traditie van schandalen en schandaaltjes waarin afwisselend het corps diplomatique, inlichtingendiensten, politiek, politie en prostitutie een rol spelen.

Rond het begin van de vorige eeuw was er, staat te lezen in het boek Den Haag zoals het was, eens ophef over ene ‘Duitsche Greet’. Zij dreef een huis van plezier aan de Emmastraat, naar verluidt onder bescherming van hoge politieambtenaren. Een correspondent van dagblad Het Volk schreef er een reportage over, uit ‘sociaal gevoel’, want het was ‘heus niet voor ons plezier dat wij ploeterden in de vunzigheden, ons begaven in de poel van misdaad en zedeloosheid der haute volée. Vooral in Den Haag, weeldestad bij uitstek, kan veel het daglicht niet velen.’

Den Haag liep eerder voorop met de aanpak van de prostitutie. Eind negentiende eeuw was er al eens een offensief tegen buitenlandse en minderjarige prostituees. De eersten, vaak Duitse vrouwen, werden het land uitgezet. De meisjes gingen naar heropvoedingskampen. In 1905 vaardigde Den Haag zelfs een bordeelverbod uit, zes jaar vóór de nieuwe zedelijkheidswetgeving van 1911. De geschiedschrijver in Den Haag zoals het was over de ‘grote preutsheid’: ‘Deze had het averechtse gevolg, dat de prostitutie zich na de sluiting van de bordelen terugtrok in clandestiene gelegenheden.’

Dat doet ergens aan denken, zegt een van de huidige exploitanten. De legalisering heeft hetzelfde effect gehad als het bordeelverbod van toen. Veel ramen staan leeg, clubs hebben moeite om aan meisjes te komen, zeggen ze. De vraag is er wel, maar de meisjes willen niet in het officiële circuit. Allemaal door de controles, zoals die door de ‘dorre drooggeilers’ van de Belastingdienst, ‘die het liefst komen controleren als iedereen hier in jarretels rondloopt. Lopen ze bij een hartchirurg ook tijdens de operatie binnen? Dan schrijf je toch eerst netjes een briefje?’

Waarom zijn er zoveel Chinese kappers in Den Haag, is de vraag volgens de legale exploitanten. ‘Kunnen die Chinezen ineens zo goed knippen? Dat zijn gewoon sekshokken. Een massage met een rukkie eraan en een blaasje erop. En dan zit je haar weer helemaal goed.’ Hetzelfde zie je bij de Turkse theehuizen, zegt een exploitant. ‘Die hebben allemaal een kamertje boven met Bulgaarse of Roemeense meiden. Dát heeft de overheid bereikt met legaliseren.’

Het is ook logisch, zegt de oudste van drie. Natuurlijk willen die vrouwen niet geregistreerd staan of belasting betalen. ‘Prostitutie is een vreselijk beroep. Soms heb je medelijden met zo’n meisje. Die moet zich dan laten uitwonen door een Turk met groene bekspijkers en gele oksels. Als je het zo verdient, wil jij je centjes dan nog naar de belasting brengen?’

De Haagse prostitutie, althans het zichtbare deel, is nu nog vooral in handen van ‘Hollanders’, zeggen de exploitanten. Dat zijn voor een deel de representanten van de families die er al tientallen jaren zitten, soms als erfgenamen van een oude hoer die een eerste pandje nog zelf bij elkaar had gepeesd. Daar zijn vervolgens Nederlandse eigenaren bijgekomen die zich uit het niets meteen inkochten, met groot geld ‘uit het bakpoeder’: cocaïne of andere drugs.

Dat is al een heel ander slag dan de oude pandenbazen, zo wordt verzekerd. ‘Vroeger had iedere vrouw een eigen vent, gewoon een pooier. Het hele systeem was gericht op de buitenwereld. Zij werd volgehangen met bont en goud, hij reed in een Amerikaanse bak. Dan kon zij weer zeggen: ‘Dat is míjn kerel’. Het was een clan. Bij problemen liep iedereen de straat op. Dan viel er een pestklap en was het over. Nu staat er een bikkertje van 18 met een pistool voor je neus.’

De toekomst van de Haagse prostitutie ligt in handen van Turken en Marokkanen, denken de exploitanten. ‘Die hebben zat rottig geld uit de drugs. Die Bibob-wet gaat dat heus niet tegenhouden. Als je een goed plaatje hebt, kom je daar zo omheen. Je zet een koffer met geld bij een bank in Zwitserland. De bank leent je dan het geld. Oom Achmed met zijn café en oom Ozman met zijn supermarktje staan zogenaamd garant. Dan ben je er toch al?’